onze
Nathalie

Wonen Verhaal
Juli 2022

De jaarlijkse puzzel van Nathalie

De een wil drie aaneengesloten weken naar de Provence. De ander wil een week wandelen in de Ardennen en drie weken later nog eens twee weken naar de Belgische kust. Voor Nathalie van den Berg is het elk jaar een uitdagende puzzel om onze vakantieplanning te maken. Ons kantoor is de komende weken namelijk ‘gewoon’ geopend. Maar… hoe pakt onze directiesecretaresse dat aan?

Bij Van der Krabben werken we het hele jaar knetterhard voor onze klanten. Dus als iemand vakantiedagen op wil nemen, moet dat altijd kunnen. “Dat is het uitgangspunt”, vertelt Nathalie. “We proberen ieders aanvraag te honoreren. Dat lukt ook, want onze medewerkers hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Op elke afdeling overleggen ze zelf over een goede bezetting in de zomerperiode.”

Ik doe dit nu al een aantal jaren en het komt altijd in orde.

 
Schoolvakanties

Heeft Nathalie dan nog wel iets te puzzelen? “Jazeker,” lacht ze. “Onze baliemedewerkers zorgen voor de grootste uitdaging. Twee collega’s zijn met hun gezin gebonden aan de bouwvakvakantie. Dat is toch iets lastiger op te vangen. Maar ook voor hen geldt: ze mogen hun vakantieweken opnemen wanneer zij dat willen. Gelukkig denken ze met ons mee en stemmen ze samen af wanneer ze vrij nemen. En overlappen die weken toch? Dan vangen andere medewerkers hun taken op. Over collegialiteit gesproken! Hartstikke mooi om te zien hoe dat gaat.”

Inventariseren

Ook dit jaar was de puzzel weer relatief snel gelegd. De meeste tijd zat ‘m volgens Nathalie in het inventariseren van ieders vakanties. “Daar ben ik al aan het begin van het jaar mee begonnen. Dat werkt het beste, want dan heb je al snel in kaart waar zich eventuele problemen in de bezetting voordoen. Of ik me weleens zorgen maak? Nee hoor, want ik doe dit nu al een aantal jaren en het komt altijd in orde. De zomervakantie is voor iedereen een mooi moment om tot rust te komen. Dus het is heel fijn dat we er samen voor zorgen dat iedereen op vakantie kan wanneer men dat wil.”